Ero e Leandro, Haendel
Het waren twee koninghs kindren,
Sy hadden malkander soo lief;
Sy konden by malkander niet komen,
Het water was veel te diep.
Wat stack sy op: drie keerssen,
Drie keerssen van twaelf int pont,
Om daer mee te behouden
's Konincks soone van jaren was jonck.
Dit oud-Nederlandse lied over twee geliefden die ‘bij malkander niet konden komen’ omdat een rivier hen scheidde is een van de vele Europese versies van het antieke verhaal over Hero en Leander. Hero, een tot kuisheid gedwongen priesteres van Aphrodite, en de jongeling Leander zijn heimelijk op elkaar verliefd. Leander woont echter aan de andere kant van de Hellespont, de zeestraat tussen Europa en Klein-Azië. Om elkaar te ontmoeten steekt Hero voor haar raam ‘s nachts een lantaarn aan en zwemt Leander de Hellespont over. Maar wanneer op een nacht een storm opsteekt, waait het licht uit en verdrinkt Leandros, waarop Hero zich in zee (of van haar toren) stort.
Meerdere auteurs in de oudheid verwijzen naar dit tragische liefdesverhaal: Vergilius in de Georgica, zijn gedicht over het landleven, Ovidius in de Ars Amatoria, zijn gedicht over de liefde. In Heroides, een verzameling fictieve brieven van geliefden, laat Ovidius hen beiden een uitgebreide brief schrijven. Het hele verhaal is vooral overgeleverd in een episch gedicht van de verder onbekende Griekse dichter Mousaios, die leefde omstreeks 500 na Christus.
Mousaios’ gedicht eindigt als volgt:
Geradbraakt door de golfslag werd hij meegesleurd,
overal gedruis, ertegen vechten hielp niet.
De slagkracht in zijn benen werd erdoor gebroken,
de daadkracht in zijn armen permanent verlamd.
Een gulp van water stroomde in zijn keel naar binnen.
Het ging vanzelf, hij dronk het op, ’t was veel ineens,
een smerig drankje met een dwingend brakke smaak.
Toen blies een kwade wind de trouweloze lamp uit,
en werd, nadat hij veel had moeten lijden, ook
Leanders liefde met zijn leven uitgedoofd.
Hero richtte haar verwijten tot de wind,
en kon na al die wilde vlagen al voorspellen
welk het doodslot was dat haar Leander vond,
hij was immers nooit zo laat geweest als nu.
Maar Hero, opgejaagd door zorgen en verdriet,
hield stand en gaf haar ogen niet de kans te rusten.
De Dageraad brak aan, ze zag haar gade niet.
Ze hield haar ogen stevig op de zee gericht
en zocht de einder af naar sporen van haar man,
weggedwaald op zee, omdat de lamp gedoofd was.
Maar vond, beneden aan de basis van haar toren,
haar dode echtgenoot, verbrijzeld op de klippen.
Toen scheurde ze haar mooie kleedje van haar borst
en liet zich ruisend van haar hoge toren vallen.
Zo stierf Hero samen met haar echtgenoot:
tot in hun ondergang, steeds bleven zij geliefden.
(Mousaios, Tὰ καθ’ Ἡρὼ καὶ Λέανδρον, 325-343).
Voor het thema Hero en Leander in de muziek kunnen we moeilijk anders dan weer ons licht opsteken bij Georg Friedrich Haendel (1685-1759). Zoals La Lucrezia (zie nr. 8) gaat het om een Italiaanse cantata da camera, Ero e Leandro (HWV 150), ook vaak geciteerd met de eerste woorden Qual ti riveggio. En zoals La Lucrezia behoort Ero e Leandro tot de werken met als thema de tragiek van een heldhaftige vrouw in uiterste nood.
Vemoedelijk componeerde Haendel dit werk in opdracht van kardinaal Pietro Ottoboni (1667-1740), een van zijn belangrijkste mecenassen tijdens zijn verblijf in Rome tussen 1706 en 1710. De tekst verwijst namelijk naar een bewerking van de mythe van Hero en Leander, die de Venetiaanse dichteres Lucrezia Marinelli (1571-1653) opnam in haar dichtwerk Enrico ovvero Bisanzio acquistato uit 1635, een lofzang op de verovering van Constantinopel door Venetië, de geboortestad van Ottoboni. De kardinaal hield er in Rome een schare uitgelezen musici op na, onder leiding van de befaamde componist en violist Arcangelo Corelli (1653-1713).
De bezetting van Ero e Leandro is uitgebreider dan van La Lucrezia: Haendel voegde bij de sopraansolo en de basso continuo een groepje strijkers en twee hobo’s. Zoals bij La Lucrezia selecteer ik het tragische slot: de aria Si muora, si muora en het recitatief Ecco, gelida labbra. De aria is de intens gevoelige klaagzang van Ero bij het lijk van Leandro, het recitatief haar laatste woorden voor haar zelfdoding, met ter afsluiting enkele verhalende verzen. (De timing verwijst naar de opname van La Risonanza met partituur, ook de YouTube bovenaan).
1. Aria Si muora, si muora (15:46)
Haendel noteert in zijn autograaf: ‘adagio e piano’ (‘langzaam en stil’) en bij de violen: ‘tutti unisono’ (alle violen dezelfde partij, mogelijk verdubbeld door de hobo’s). De door rusten onderbroken korte motieven van de instrumentale inleiding roepen de snikken en de zuchten van Ero op. Deze motiefjes blijven aanwezig tijdens de intens expressieve, overwegend declamatorische zanglijn van de sopraan, wars van elk virtuoos vertoon.
2. Recitatief Ecco, gelide labbra (21:58)
In de solocantates treedt de stem in de recitatieven op in een dubbele functie: in indirecte rede voor het verhaal, in directe rede voor de woorden van de protagonist. Het eerste onderdeel van het afsluitende recitatief geeft de laatste woorden van Ero weer (Ecco, gelide labbra); de laatste drie verzen (Sì, disse) verhalen haar zelfdoding. De intens dramatisch bewogen melodische lijn wordt na elk vers onderbroken door een korte pauze: haar stem stokt. Het verhalend slot Sì, disse (22:44) eindigt met een korte noot en een pauze ...
Uitvoeringen:
https://www.youtube.com/watch?v=7kgdcrkuhlY – Raffaella Milanesi, La Risonanza o.l.v. Fabio Bonizzoni (vanaf 15:46, met de autografe partituur)
ook: https://www.youtube.com/watch?v=rluNeKdeM8M - hier alleen de aria en het slotrecitatief, zonder partituur
https://www.youtube.com/watch?v=khZebOUnuao – Stefani Dudikj, sopraan, Václav Luks –
live-uitvoering (aria: 19:56 – rec. 26:44)
Partituur: https://imslp.org/wiki/Qual_ti_riveggio%2C_oh_Dio%2C_HWV_150_(Handel%2C_George_Frideric) – alleen de aria Si muora en het recitatief Ecco, gelide labbra.
Vertaling: Mousaios. Ero en Leander, vertaald door Berenice Verhelst, Leuven, Uitgeverij P, 2016. Met dank aan de vertaalster om een fragment te mogen citeren.
Met dank aan Johan Wijnants, dramaturg en literair vertaler, voor de vertaling van de Italiaanse tekst van de cantate.
De bespreking van de cantate werd deels overgenomen uit Ignace Bossuyt, Georg Friedrich Haendel. De jonge jaren (1685-1713), Antwerpen, 2022, p. 91-94.
Ignace Bossuyt
Het afscheid van Hero en Leander , Turner
In de eerste reeks muziekverhalen (zie nr. 22) legden we de link tussen Claude Debussy en Joseph Mallord William Turner (1775-1851). We zagen er de kracht van de natuur en de onmacht van de mens in een voor die tijd nieuwe schilderstijl. Met het dramatische verhaal van de priesteres Hero en de jonge Leander komen we opnieuw bij Turner terecht. In de Londense National Gallery bewonderen we Het afscheid van Hero en Leander (1837).
Aan de linkerzijde dagen vanuit een waas van mist klassiek geïnspireerde bouwwerken op. Ze vormen het decor waartegen het verhaal zich afspeelt. Tempels, triomfbogen, een monumentale trap, zuilen en terrassen zijn tegen en op de rotsen gebouwd.
Op het terras vinden we een gevleugelde cupidofiguur. Zijn bloemenkrans, boog en pijlenkoker heeft hij op de grond gegooid. Met beide opgeheven handen draagt hij een lampion en een fakkel om het verliefde koppel bij te lichten. Links en rechts van de cupido ontdekken we wazig getekende figuren die door hun houding allemaal verdriet of wanhoop oproepen. Immers, onder het terras vinden we Hero en Leander. In een innige omhelzing nemen ze afscheid aan de oever van de Hellespont. Het lijkt een zoekplaatje om beide protagonisten te ontdekken aan de rand de wel heel woelige Hellespont. Turner kiest er dus voor om een ander moment van het mythologisch verhaal te verbeelden en het accent te verleggen. Niet de dood van Leander of de zelfmoord van Hero, maar het steeds terugkerend afscheid tussen beiden is zijn thema.
Of misschien is er wel meer aan de hand en verplaatst Turner het thema van het schilderij naar de chaos en wanhoop in de hoofden van beide geliefden. Zoals we van Turner kunnen verwachten vertaalt hij precies deze emotie naar het woelige water, de dreigende donkere lucht en de rotsen. Bijna twee derden van het werk kunnen we lezen als een mariene schilderij met uiterst rechts, als in een oplichtende strook, lichamen die onverbiddelijk meegetrokken worden in een neerstortende waterval. Zij kunnen het dramatische einde van Hero en Leander verbeelden. Hier kan je een fragment uit het gedicht van Mousaios overzetten naar de neerstortende figuren.
Geradbraakt door de golfslag werd hij meegesleurd,
overal gedruis, ertegen vechten hielp niet.
De slagkracht in zijn benen werd erdoor gebroken,
de daadkracht in zijn armen permanent verlamd.
De werveling van wolken boven de woelige zee wordt even onderbroken door het licht van de halve maan die een lichtstraal op het wateroppervlak achterlaat.
Uit de manier waarop Turner dit verhaal heeft verbeeld, kunnen we als het ware zijn positie als schakelfiguur tussen oude en nieuwe stijl aflezen. Na een reis naar Venetië in 1819 waar hij het belang van licht en kleur ervoer, liet hij het zuiver realisme achterwege. Links op het doek zien we een verre herinnering aan een traditioneel historieschilderij vooral door het oproepen van de klassieke architectuur, maar door Turner in een atmosferisch beeld geschilderd. Het rechterdeel toont de dynamiek van zijn snelle penseelstreken, het spelen met licht en donker en het aftasten van de mogelijkheden van de schilderkunst. De wolken en zee kunnen we bijna als een abstract werk bekijken. Een intense variatie kleur, kleurtonen en atmosfeer. En toch vormen beide delen één doorlopend geheel dankzij de wijze waarop de tinten van de bouwwerken haast ongemerkt doorlopen in de drukke wolkenwerveling. Onconventioneel voor de eerste decennia van de 19de eeuw waar een academische schilderstijl nog de voorkeur had.
Met het verhaal van de stervende Leander wil ik je ook meenemen naar het pas geopende Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen. Het prachtig gerenoveerde museum laat de enorme collectie volledig tot haar recht komen in de vernieuwde thematische opstelling.
Zaal 2.14 kreeg de naam “De Salon” mee, waarmee verwezen wordt naar de 19de -eeuwse officiële tentoonstellingen waar een jury schilderijen en beeldhouwwerken beoordeelde. De zaal toont in de opbouw de sfeer van de expo’s: rijen schilderijen boven elkaar opgehangen met de meest uiteenlopende thema’s. Je wordt gekatapulteerd naar de “tijd van toen”.
Midden in de zaal vinden we het marmeren beeld van Leander, stervend op de oever van de Hellespont (1886). Het werk is van de hand van de Antwerpse beeldhouwer Joris Geefs (1850-1933). Het gipsmodel werd voor het eerst getoond op de Parijse Salons van 1879, Brussel (1891) en Antwerpen (1882). Het museum bestelde toen de marmeren versie (1886).
In tegenstelling tot de visie van Turner zien we hier een beeldhouwer die zich houdt aan het dramatische moment in het verhaal. Leander is tijdens de storm in de Hellespont verdronken en bij het ochtendgloren vindt Hero haar geliefde dood op het strand. Opnieuw vinden we een link in het gedicht van Mousaios.
Ze hield haar ogen stevig op de zee gericht
en zocht de einder af naar sporen van haar man,
weggedwaald op zee, omdat de lamp gedoofd was.
Maar vond, beneden aan de basis van haar toren,
haar dode echtgenoot, verbrijzeld op de klippen.
Anders dan in het gedicht laat Geefs Leander als een adonis op de klippen stranden. Het beeldhouwwerk is immers een schoolvoorbeeld van academische beeldhouwkunst waarmee Geefs de jury kon overtuigen. Mede daarom werd wellicht de bestelling geplaatst voor deze marmeren versie.
Jo Haerens