Bon jour, bon mois, bon an
Het thema ‘het nieuwe jaar’ is in de muziek vertegenwoordigd in zowel profane als religieus geïnspireerde eenvoudige liederen en meer complexe, meerstemmige composities. Dankbaarheid en vreugde om bekomen weldaden en een melancholische toets om het verglijden van de tijd zijn de twee zijden van één medaille. Naast twee pittige vijftiende-eeuwse chansons van Guillaume Dufay (1397-1474) prijkt een meditatief vroeg-barok Duits motet van Samuel Scheidt (1687-1754).
Guillaume Dufay: Ce jour de l’an en Bon jour, bon mois, bon an
Dufay, ons al bekend van zijn meesterlijk motet Nuper rosarum flores voor de inwijding van de dom van Florence in 1436 (zie nr. 2 van deze reeks), liet zich - als geestelijke - ook verleiden tot het componeren van pittige Franse chansons, waaronder een reeks nieuwjaarsliederen. Het is een genre op zich van de hoofse poëzie, waarin de minnaar zichzelf volledig aan zijn geliefde schenkt, als nieuwjaarscadeau, de zogenaamde estrenne of estraine.
Het Franse chanson werd in de vijftiende eeuw druk beoefend in de hoofse kring van de Bourgondische hertogen, die graag in de Zuidelijke Nederlanden vertoefden (zoals in Brussel en Brugge). Het was er zo geliefd dat men spreekt van het ’Bourgondische chanson’ als een bijzonder type van meerstemmig chanson. Het is gekenmerkt door enkele vaste ingrediënten:
driestemmig
met een overheersende melodische bovenstem
twee toegevoegde onderstemmen, die soms iets trager verlopen en die vocaal en/of instrumentaal kunnen uitgevoerd worden.
Structureel beantwoorden die chansons aan drie toen geldende poëtische vormen, de zogenaamde formes fixes (ballade, rondeau en virelai), die volgens een vast patroon zijn opgebouwd. Het populairste van de drie was het rondeau, zoals de twee besproken chansons van Dufay. Hoewel de drie benamingen van de chansons verwijzen naar dansen - ballade naar de Provencaalse ballada (= dans), rondeau naar het Latijnse rotundellum (= cirkeldans, rondedans) en virelai naar het Oudfranse woord virer (= ronddraaien) - zijn niet alle Franse chansons luchtig en dansant, er zijn ook intieme en melancholische, zoals het prachtige Dueil angoisseux van de hofcomponist van de Bourgondiërs Gilles Binchois, op tekst van de dichteres Christine de Pisan - zie nr. 39 in de eerste reeks.
Het rondeau is gecomponeerd op basis van de door de poëzie opgelegde structuur, volgens het schema A B a A a b A B.
A B is een refrein dat aan het slot in zijn geheel wordt herhaald (A B, op dezelfde tekst) en waarvan in het midden de eerste helft terugkeert (A). Daartussenin staan twee strofen, eerst een halve strofe (a, op een andere tekst dan het refrein) en na de herhaalde A de volledige strofe (a b). Voor het chanson betekent dit dat de componist alleen het refrein op muziek hoeft te zetten, want die geldt ook voor de strofen, zij het dan op een andere tekst (de hoofdletters A en B = zelfde tekst en zelfde muziek, de kleine letters a b = zelfde muziek als A B, maar op een andere tekst).
Het eerste chanson Ce jour de l’an is dan schematisch als volgt weer te geven:
Dufay schrijft een aanstekelijk, ritmisch zeer afwisselend en dansant chanson. De drie stemmen zijn hier nagenoeg gelijkwaardig, wat blijkt uit de imitatieve inzetten: de ene stem na de andere zet in met hetzelfde motief. Vaak begint en eindigt een chanson met een kort voor- en naspel, dat instrumentaal kan uitgevoerd worden of eventueel gezongen op het eerste woord.
Uitvoering: https://www.youtube.com/watch?v=xirCLu6sxWE - The Medieval Ensemble of London – met partituur en tekst – vocaal-instrumentale uitvoering
Ook het tweede chanson, Bon jour, bon mois, bon an, is een rondeau.
Zoals steeds ontpopt Dufay zich als een verfijnd melodicus. Op het einde van de frasen is dit charmante chanson lyrischer uitgewerkt dan het vorige. De vocale uitvoering klinkt iets intiemer dan de gemengd vocaal-instrumentale van Ce jour de l’an.
Uitvoering: https://www.youtube.com/watch?v=TkLFxDwCO5g – Ensemble Pomerium (met partituur).
Samuel Scheidt, Das alte Jahr vergangen ist
Met een religieus geïnspireerde compositie verplaatsen we ons naar de protestantse vroeg-barok in Duitsland: Das alte Jahr vergangen ist van Samuel Scheidt, een achtstemmig, dubbelkorig motet uit de bundel Cantiones Sacrae, in 1620 uitgegeven in Hamburg. Van Scheidt, die in Amsterdam bij de vermaarde Nederlandse muziekpedagoog Jan Pieterszoon Sweelinck studeerde en zijn ganse leven werkzaam was in zijn geboortestad Halle, selecteerden we al het dubbelkorige motet Christ lag in Todesbanden bij de bespreking van muziek voor Pasen (zie eerste reeks, nr. 30).
Scheidts verzameling Cantiones sacrae (‘Gewijde gezangen’) – de Latijnse benaming voor motetten, vocale composities op geestelijke teksten – leunt stilistisch nog sterk aan bij de puur vocale polyfonie uit de 16de eeuw. Zoals Christ lag in Todesbanden is Das alte Jahr vergangen ist gebaseerd op een koraal, het door Luther gepropageerde protestantse gemeenschapslied in de volkstaal.
In de muziek voor Nieuwjaar in de eerste reeks (nr. 17) bespraken we van dit koraal een diepzinnige, meditatieve orgelbewerking van Johann Sebastian Bach. Ook het motet van Scheidt baadt in diezelfde introverte sfeer. Het danklied van het begin gaat in de tweede helft van de tekst over in een smeekbede om de ‘arme chistenheid’ te behoeden – en die laatste thematiek bepaalt het ganse werk. De muziek stroomt gelijkmatig voort, zonder sterke contrasten of extreme emotionele uitbarstingen. Zoals in al zijn achtstemmige motetten bouwt Scheidt een boeiende klankregie op. Enerzijds wisselen de twee vierstemmige koren elkaar af, soms ver uiteen, zoals bij de inzet (koor 1 – koor 2 op 1:01 met een herhaling van het eerste vers), maar ook op korte afstand (om bepaalde woorden te accentueren, zoals vergangen ist, wir dancken dir, du wollst, bewahren). Anderzijds komen ze geregeld samen in de volklank van de achtstemmigheid, vaak als climax ter afsluiting van een vers (2:04, 4:05, en aan het slot, als climax, vanaf 5:43).
Ga rustig zitten bij deze vertroostende muziek.
Uitvoering: https://www.youtube.com/watch?v=BDGF_leGqm4 – Vox Luminis (met partituur)
Ignace Bossuyt
Met dank aan Jean Binon voor de vertaling van de twee chansons.
Nieuwjaar door de ogen van miniaturisten
De gebroeders Herman (1385 - 1416), Paul (1386/1387 - 1416) en Johan (1388 - 1416) van Limburg worden in een artistieke familie in Nijmegen geboren. Met een vader beeldsnijder en een oom kunstschilder, Jan Maelwael (langs moederszijde), zal het ons niet verwonderen dat de drie broers de artistieke sporen van hun familie volgen. De opleidingsjaren zijn op zijn zachtst gezegd woelig. In Nijmegen krijgen ze als jonge kinderen een eerste artistieke vorming in de vertrouwde omgeving van vaders atelier. Na de dood van hun vader stuurt moeder de tieners Herman en Johan naar Parijs waar de goudsmid Albert de Bolure hen onder zijn hoede neemt. Door een pestepidemie moeten ze echter Frankrijk verlaten. Op hun terugreis worden ze in Brussel als politieke gevangenen vastgehouden en komen ze vrij dankzij tussenkomst van Filips de Stoute.
De drie broers hebben ondanks al het gewoel naam gemaakt als miniaturisten, wat aan de hoven van graven en hertogen niet ongemerkt is voorbijgegaan. Ook de kunstminnende Franse hertog Jean de Berry (1340-1416) geeft de Gebroeders van Limburg opdrachten om zijn getijdenboeken luister bij te zetten. Getijdenboeken zijn handleidingen voor het devote leven van de opdrachtgever, maar zij geven ons evengoed een inkijk in het wereldlijke leven. Net als bij de kloosterbrevieren worden de gebeden op vaste tijden gelezen. Vandaar ook de benaming getijdenboek.
Tussen 1405 en 1408 werken de broers aan Les Belles Heures du Duc de Berry. Niet minder dan 172 miniaturen begeleiden de opdrachtgever in zijn spirituele denkwereld en herinneren hem aan de opeenvolgende maanden van het jaar. De versieringen rond de tekst zijn dan ook passend bij de tijd van het jaar die op de pagina wordt opgeroepen. Zo vinden we er voorstellingen die herinneren aan activiteiten in het dagelijks leven, het passend teken van de dierenriem of de lijst van de heiligen van wie de feestdagen die maand worden gevierd.
We slaan Les Belles Heures open bij de maand januari. Bovenaan, in een gelobde medaillon, vinden we een oude en jonge man die rug aan rug gezeten worden voorgesteld. De miniaturisten verwijzen hier naar de Romeinse god Janus die meestal met twee gezichten wordt voorgesteld. De maand januari verenigt immers oud en nieuw. In de miniatuur uit Les belles Heures staan de twee mannen symbool voor de overgang van het oude naar het nieuwe jaar. In de muziekdialoog van reeks I (nr. 17) brachten we de god Janus al ter sprake.
Onderaan de manuscriptpagina vinden we in eenzelfde gelobde medaillon als bovenaan een halfnaakte man die een waterkruik uitgiet. Hij verwijst naar het dierenriemteken voor het eind van de maand januari: de Waterman.
Links en rechts wordt tussen de bloemenranken het wapenschild van de hertog afgebeeld: de zwaan en de lelies.
In 1410 vraagt diezelfde Duc de Berry om het getijdenboek Les Très Riches Heures du Duc de Berry te verluchten. Dit boek is ongetwijfeld het topwerk uit de handschriftenverzameling van de hertog. Helaas sterven in 1416 zowel de hertog als de drie miniaturisten, wellicht door de pestepidemie. Het onafgewerkt handschrift wordt in de loop van de 15de eeuw door andere miniaturisten vervolledigd. Hier worden de namen vermeld van miniaturist Barthélémy van Eyck ca. 1445 en Jean Colombe in 1485. En zoals vaak gebeurt, raakt het meesterwerk in de volgende eeuwen in de vergetelheid. Pas in de 19de eeuw verwerft Henri d’Orléans, hertog van Aumale (1822 - 1897) het getijdenboek en realiseert hij zich welk meesterwerk er voor hem ligt.
Van dat ogenblik af hernieuwt de belangstelling voor het rijk geïllustreerde meesterwerk.
We nemen je dan ook graag mee naar de maand januari in Les Très Riches Heures. Vernieuwend aan het manuscript is dat elke maand op twee pagina’s wordt opgeroepen. Op de rechterpagina wordt de eigenlijke kalender weergegeven. Omgeven door een mooie florale randversiering worden de heiligen van januari vermeld. De linkerpagina wordt volledig gevuld met een illustratie die de maand in beeld brengt.
De feestmaand januari wordt, zoals op elke pagina van de kalender, omgeven door een hemelboog. Centraal rijdt de zonnewagen door het hemelruim onder het gesternte van Steenbok (begin januari) en Waterman (eind januari).
Het grote tafereel onder de boog toont hoe de hertog van Berry genodigden ontvangt ter gelegenheid van het nieuwe jaar. De hertog is gekleed in een feestelijk gewaad: hij draagt een zware blauwe mantel versierd met goudkleurige motieven. Op zijn hoofd torst hij een indrukwekkend pelsen hoofddeksel. Rechts van hem aan tafel zien we de kardinaal van Pisa, Adhémar Aleman, getooid in zijn kerkelijke gewaden. Tussen beide heren en achter de zitbank nodigt een dienaar de gasten uit dichterbij te komen. Boven zijn hoofd lezen we het opschrift aproche, aproche wat zijn boodschap kracht bij zet. Als een aureool staat een groot gevlochten scherm achter de hertog. Het verbergt het brandend haardvuur, we zien de gensters en vlammen opstijgen. Op de tafel staan verschillende gerechten klaar voor de gasten.
Aan de rechterkant van de gedekte tafel neemt de grote gouden bootvormige schaal een prominente plaats in. De hoeken van de schaal worden versierd door enerzijds een beer en anderzijds een zwaan. Iets hoger boven het baldakijn van de hertog zien we ook daar de beer en de zwaan, naast de vergulde lelies op de blauwe achtergrond. Het zijn de motieven op het wapenschild van de Duc de Berry.
De wanden van de feestzaal worden achteraan bekleed met een wandtapijt waarop een veldslag wordt voorgesteld. Twee legers bekampen elkaar met lange speren, terwijl links een groep ridders te paard klaar staat. Rechts van het baldakijn snelt een derde leger te hulp. Uit de banier met het witte kruis kunnen we opmaken dat het gaat over het koninklijk leger. In de tijd dat het manuscript wordt verlucht, woedt de burgeroorlog tussen de Armagnacs en Bourguignons. Dit conflict van 1410 tot 1435 dreigt het koninkrijk Frankrijk uiteen te doen scheuren.
Het is dus van alle tijden: ook in de 15de eeuw wordt de feestelijke inzet van een nieuw jaar overschaduwd door oorlog en blijft er steeds de hoop op vrede.
Jo Haerens